Direct naar de inhoud.

Middeleeuwen

Het gebied rond Haren kent een bewogen middeleeuwse geschiedenis. Dat had alles te maken met zijn ligging ten zuiden van stad Groningen. Over land was de stad alleen bereikbaar via de droge Hondsrug, die hier smal is. Afwisselend maakten machthebbers[1] aanspraak op de stad en het Gorecht (het oorspronkelijke rechtsgebied rond de stad Groningen). Ze trokken met hun legers vanuit het zuiden naar de stad en legden versterkingen aan bij Noordlaren, De Punt en Haren. Het beheersen van de doorgangen over land en water was van strategisch belang.

Op historische kaarten zijn hun versterkingen te zien, bij Noordlaren het Bolwerk, Mitspete/Nutspete of Blankeweer en bij De Punt Weerdenbras of Punterbrugschans. Ze lagen allemaal langs de doorgaande Heerewegen, de handelsroutes van Groningen naar Coevorden en naar Meppel, met als knooppunten Harendermolen en Zuidlaren. Deze wegen werden ook heirwegen genoemd (heir = leger). Verder zijn op de oude kaarten versterkingen te zien langs de Drentsche Aa bij Glimmen Blankevoorde en langs de Hunze bij Haren Ammerkehorn.

De versterkingen bestaan niet meer en zijn in het landschap slecht te traceren. Op hoogtekaarten van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) en luchtfoto’s zijn echter hun contouren goed te zien, zoals het Bolwerk met landweren.

Uit de tijd dat de stad en het Go (het deel van het Gorecht ten westen van de Hunze) onder het gezag van de bisschop van Utrecht viel zijn overgebleven:

  • Bartholomeüskerk in Noordlaren (1150)
  • Nicolaaskerk in het dorp Haren (eind 12e eeuw)
  • Funderingen van het klooster Yesse (1215) in Essen, de bisschoppelijke tafelgoederen Hof te Hemmen en Meerlust bij Noordlaren.

Talrijk zijn de landgoederen en buitens die in het landelijk gebied zijn aangelegd. Door het nieuwe bestel na de Franse tijd zijn veel landgoederen afgebroken: Hof te Hemmen/Warmolts, Emdaborg/Lusthorst, De Mickelhorst en Voorveld. Bewaard zijn gebleven ’t Huis De Wolf, Welgelegen, Villa Gelria en Villa Hilghestede in Haren en het Huis te Glimmen.

Tot ver in de 19e eeuw was veel landelijk gebied gemeenschappelijk eigendom van de marke[2]. Dat waren meestal niet de beste gronden, want de vruchtbare waren in de 16e en 17e eeuw al verdeeld onder de markegenoten en privébezit geworden. In de 19e eeuw kwam er steeds meer druk op de marken om hun woeste gronden te verdelen. De grond moest geprivatiseerd worden, zodat het door particulier initiatief in cultuur gebracht kon worden.

Het Paterswoldsemeer is ontstaan door afgraving van het laagveen in de 16e en 17e eeuw. Door afslag van oude legakkers ontstond het grote wateroppervlak van circa 160 hectare. Rond 1900 kwam het meer in zwang bij inwoners van de stad Groninger om er te recreëren.

De polders aan de oostzijde zijn (nog) relatief rustige groene gebieden. Het Neerwold, het gebied tussen Haren en Paterswolde, was ooit een onbegaanbaar moerasgebied in het beekdal van de Drentsche Aa. Het gebied is van cultuurhistorisch belang vanwege de oude kenmerken van veenontginning. De historische verkaveling en een veendijk (de Hoornsedijk) zijn nog goed zichtbaar.


[1] bisschop van Utrecht (1040-1500)
hertog van Saksen (1498-1505)
graaf van Oost-Friesland (1506-1514)
hertog van Gelre (1514/1522-1535)
Karel V en Filips II (1535-1594)
Spaanse stadhouder Verdugo (1581-1594)
prins van Oranje Maurits van Nassau (1595)
bisschop van Münster (1672)

[2] De marke, ook markegenootschap of boermarke genaamd, is een middeleeuws collectief van boeren die gezamenlijk het beheer en gebruik van hun gemeenschappelijke gronden reguleerden. Er waren afzonderlijke marke van Haren, Glimmen, Onnen, Noordlaren, Helpman en Dilgt.